Geschiedenis van de gemeente
Al circa 8 eeuwen komen Christenen in Scherpenzeel samen om hun geloof te belijden. De eerste eeuwen was de kerk een onderdeel van de Rooms-katholieke kerk. Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw is het een gemeente in de lijn van de Reformatie.
Het moment waarop een zelfstandige gemeente in Scherpenzeel is gesticht, is onbekend. Mogelijk was het ergens in de twaalfde of begin dertiende eeuw. Zeker is dat in het midden van de veertiende eeuw er een gemeente bestaat. Uit de vijftiende eeuw zijn enkele namen bekend van pastoors die de gemeente hebben gediend. Verder is er echter niet veel bekend over het geestelijke leven in Scherpenzeel van voor de Reformatie.
Reformatie
Aan het einde van de zestiende eeuw doet zich de invloed van de Reformatie ook in Scherpenzeel gelden. Uiteindelijk is het de oude pastoor die als eerste predikant in ons dorp voorgaat. De eeuwen die volgen zijn geen tijden van rust. Behalve dat Scherpenzeel door zijn ligging aan de rand van Gelre regelmatig getroffen wordt door oorlogsgeweld, blijkt er ook in de kerkelijke gemeente vaak sprake van onrust. Vooral de verhouding tussen de kerkenraad en de heer van Scherpenzeel, alsmede de leefstijl van veel dorpelingen zijn bronnen van twist.
In de negentiende eeuw gaat de aandacht in de kerk vooral uit naar nieuwe geestelijke stromingen. Met name de vrijzinnigheid is een invloedrijke stroming. Dit uit zich bijvoorbeeld aan het begin van de negentiende eeuw in de invoering van de Evangelische gezangen. Rond 1840 verlaat een deel van de gemeente de kerk. De afscheiding vindt plaats en laat ook in Scherpenzeel haar sporen na.
Twintigste eeuw
Rond 1900 ontstaat in de Nederlands Hervormde kerk de Gereformeerde Bond, als reactie op de uitwassen van vrijzinnigheid en modernisme. De hervormde gemeente van Scherpenzeel groeit in de eerste helft van de twintigste eeuw langzaam naar deze richting toe. Ds. A.J. Westra Hoekzema (1935-1947) was de eerste Scherpenzeelse predikant die lid was van de Gereformeerde Bond.
De naoorlogse periode kenmerkt zich vooral door een sterke uitbouw van het gemeenteleven. Het aantal kerkelijke verenigingen neemt sterk toe, het verenigingsgebouw Philalethes wordt uitgebreid en er wordt een tweede predikant benoemd.