Liturgie van de dienst op Eerste Kerstdag 25 december 2022 om 09:30 uur
Voorganger: ds. G.C. Bergshoeff
Lezing: Lukas 2:1-20
De gezangen in deze liturgie worden gezongen uit de liedbundel Weerklank, tenzij anders is aangegeven.
Op zondagmorgen 25 december mogen we één van de heilsfeiten met elkaar vieren. God die gekomen is naar ons mensen; die zelfs in de huid van de mens is gekropen. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Hoe wonderlijk is dat! Hij die klein is geworden om ons van onze hoogmoed te genezen. We lezen in deze dienst zoals te doen gebruikelijk Lukas 2:1-20. Ik wil in het bijzonder stilstaan bij vers 1.We zien daar wat Gods tegenzet is in een wereld gedomineerd door dictators en andere machthebbers.
Orgelspel
De kerkenraad komt binnen
Zanggroep: 'In de nacht gekomen'
(Tekst André Troost, muziek Gustav Holst)
In de nacht gekomen kind van hogerhand.
Licht in blinde ogen, licht dat zingend brandt.
Kom in onze dagen, kom in onze nacht.
Hoor de aarde klagen, Heer, de wereld wacht.
In de nacht gekomen Kind dat met geduld,
eeuwenoude dromen eindelijk vervult.
Kom in onze dagen, kom in onze nacht.
Kom met uw gestage, milde overmacht.
In de nacht gekomen, onmiskenbaar Kind.
Kom, doorwaai de bomen, zachte zuidenwind.
Kom in onze dagen, kom in onze nacht.
Laat uw morgen dagen, kom, de wereld wacht.
Welkom en afkondigingen
Zingen: Lied 127:1, 2 en 4
1 In de stad van koning David zoals lang reeds was voorzegd,
werd een baby door zijn moeder in een kribbe neergelegd.
Jezus Christus was dat kind, door Maria teer bemind.
2 Hij kwam uit de hoge hemel, Hij de koning van 't heelal.
Heel eenvoudig was zijn woning en zijn wieg stond in een stal.
Armen riep Hij in zijn kring, toen Hij door de wereld ging
4 Eenmaal zien ook onze ogen Hem, die ons zijn liefde toont,
want dat kind is onze Heiland die nu in de hemel woont.
Hij brengt al Gods kind'ren thuis bij Hem in het vaderhuis.
Votum en groet
Zingen: Lofzang van Zacharias:1, 2 en 3
1 Lof zij den God van Israël,
den HEER', die aan Zijn erfvolk dacht,
en door Zijn liefderijk bestel,
verlossing heeft teweeg gebracht,
een hoorn des heils heeft opgerecht;
't geen Davids huis was toegezegd,
dat wil Hij ons nu schenken.
Gelijk Gods trouw, van 's aardrijks ochtendstond,
door der profeten wijzen mond,
Zich hiertoe aan de vaderen verbond.
2 God had hun, tot hun troost, gemeld,
hoe Zijn genâ ons redden zou
van onzer haat'ren wreed geweld.
Nu blijkt Zijn onverwrikb're trouw,
nu toont Hij Zijn barmhartigheid,
van ouds den vaad'ren toegezeid;
en dat Hij wil gedenken
aan 't heilverbond, aan dien gestaafden eed,
dien Hij weleer aan Abram deed,
aan Zijn verbond, dat van geen wank'len weet.
3 Hij speld' ons, dat wij t' allen tijd,
wanneer die blijde heildag rees,
van 's vijands dienstbaar juk bevrijd,
Hem dienen zouden zonder vrees,
naar 't heilig recht, in ware deugd.
O dierbaar Kind, o stof van vreugd,
geschenk van 't Alvermogen,
elk noem' U Gods profeet en geev' U eer.
Gij treedt voor 't aanschijn van den HEER',
en baant Zijn weg door leven en door leer.
Geloofsbelijdenis
Zingen: Lofzang van Zacharias: 4 en 5
4 Dus wordt des HEEREN volk geleid
door 't licht, dat nu ontstoken is,
tot kennis van de zaligheid,
in hunne schuldvergiffenis
die nooit in schoner glans verscheen,
dan nu, door Gods barmhartigheên,
Die, met ons lot bewogen,
om ons van zond' en ongeval t' ontslaan,
een ster in Jakob op doet gaan,
de zon des heils doet aan de kimmen staan.
5 Voor elk, die in het duister dwaalt,
verstrekt deez' zon een helder licht,
dat hem in schâuw des doods bestraalt,
op 't vredepad zijn voeten richt.
Schriftlezing: Lukas 2:1-20
1 En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden.
2 Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was.
3 En ze gingen allen op weg om ingeschreven te worden, ieder naar zijn eigen stad.
4 Ook Jozef ging op weg, van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,
5 om ingeschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, die zwanger was.
6 En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou,
7 en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
8 En er waren herders in diezelfde streek, die zich ophielden in het open veld en 's nachts de wacht hielden over hun kudde.
9 En zie, een engel van de Heere stond bij hen en de heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij werden zeer bevreesd.
10 En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal,
11 namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere.
12 En dit zal voor u het teken zijn: u zult het Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe.
13 En plotseling was er bij de engel een menigte van de hemelse legermacht, die God loofde en zei:
14 Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.
15 En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel, dat de herders tegen elkaar zeiden: Laten wij nu naar Bethlehem gaan en dat woord zien dat er geschied is, dat de Heere ons bekendgemaakt heeft.
16 En zij gingen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindje liggend in de kribbe.
17 Toen zij Het gezien hadden, maakten zij overal het woord bekend dat hun over dit Kind verteld was.
18 En allen die het hoorden, verwonderden zich over wat door de herders tegen hen gezegd werd.
19 Maar Maria bewaarde al deze woorden en overlegde die in haar hart.
20 En de herders keerden terug en zij verheerlijkten en loofden God om alles wat zij gehoord en gezien hadden, zoals tot hen gesproken was.
Zingen: Psalm 89:1, 2 en 3
allen
1 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên,
Uw waarheid t' allen tijd vermelden door mijn reên.
Ik weet hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen
naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen;
zo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken,
zo min zal Uwe trouw ooit wank'len of bezwijken.
zanggroep
2 Ik heb, dit was Uw taal, een vast verbond gemaakt
met Mijnen gunsteling, dien steeds Mijn oog bewaakt.
Ik heb aan Mijnen knecht, aan Mijnen uitverkoren',
aan David in Mijn gunst met enen eed gezworen:
"Ik zal van kind tot kind tot aan het eind der dagen
uw zaad bevestigen en uwen rijkstroon schragen".
allen
3 De hemel looft, o HEER', Uw wond'ren dag en nacht!
Uw waarheid wordt op aard' de glorie toegebracht,
daar Uw geheiligd volk van Uwe trouw mag zingen.
Want wie is U gelijk bij al de hemellingen?
En welke vorsten ooit het aardrijk moog' bevatten,
wie hunner is, o HEER', met U gelijk te schatten?
Preek: Zo hulpeloos en klein…
Zingen: Lied 138
1 Wij trekken in een lange stoet op weg naar Bethlehem
wij gaan uw koning tegemoet, o stad Jeruzalem!
Gezegend die zijn komst begroet en knielen wil voor Hem!
Wij loven U, koning en Heer, koning en Heer.
Wij loven U, koning en Heer!
2 Al zijt Gij nu nog maar een kind zo kwetsbaar, teer en klein,
wij weten dat het rijk begint waarvan Gij Heer zult zijn,
een rijk waarin de vrede wint van oorlog en van pijn.
Wij loven U, koning en Heer, koning en Heer,
Wij loven U, koning en Heer!
3 Al gaat de vijand in het rond, De koning van het kwaad,
al dreigt hij met zijn grote mond, dat hij U eens verslaat,
straks ligt hij dodelijk gewond wanneer zijn rijk vergaat!
Wij loven U, koning en Heer, koning en Heer,
Wij loven U, koning en Heer!
4 Wij gaan op weg naar Bethlehem, daar ligt Hij in een stal
die koning in Jeruzalem voor eeuwig wezen zal!
Laat klinken dan met luider stem en blij bazuingeschal:
Wij loven U, koning en Heer, koning en Heer,
Wij loven U, koning en Heer!
Gebed en voorbede
Zingen: Lied 129:1, 4 en 5
1 Kom allen tezamen, jubelend van vreugde:
kom nu, o kom nu naar Bethlehem!
Zie nu de vorst der eng'len hier geboren.
Kom, laten wij aanbidden,
kom, laten wij aanbidden,
kom, laten wij aanbidden die koning.
4 O kind, ons geboren, liggend in de kribbe,
neem onze liefd' in genade aan!
U, die ons liefhebt, U behoort ons harte!
Kom, laten wij aanbidden,
kom, laten wij aanbidden,
kom, laten wij aanbidden die koning.
5 Zing aarde en hemel, zing nu eng'lenkoren,
zing alle scharen rondom de troon:
Glorie aan God en vrede voor de mensen!
Kom, laten wij aanbidden,
Kom, laten wij aanbidden,
kom, laten wij aanbidden die koning.
Zegen
Zingen Lied 118
Ere zij God, ere zij God
in de hoge, in de hoge, in de hoge.
Vrede op aarde, vrede op aarde
in de mensen een welbehagen.
Ere zij God in de hoge,
ere zij God in de hoge.
Vrede op aarde, vrede op aarde,
vrede op aarde, vrede op aarde,
in de mensen, in de mensen een welbehagen,
in de mensen een welbehagen, een welbehagen.
Ere zij God, ere zij God
in de hoge, in de hoge, in de hoge.
Vrede op aarde, vrede op aarde
in de mensen een welbehagen.
Amen, amen.
Uitleidende muziek
Hoor de herders, hoe zij Hem loven