Liturgie van de dienst op zondag 24 januari 2021 om 09:30 uur

Voorganger: ds. G. van Goch

Lezing: Lukas 10: 25-37 en Mattheüs 25: 31-46

De gezangen in deze liturgie worden gezongen uit de liedbundel Weerklank, tenzij anders is aangegeven.

Aanstaande zondagmorgen 24 januari staat de dienst in het teken van Kerk en School. Dit jaar is het thema ‘Helpende handen’. De kinderen van de basisschool hebben online hierover informatie ontvangen. We luisteren in de dienst naar de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan (Lukas 10: 25-37) en wat we lezen in Mat. 25: 31-46. In het laatste Bijbelgedeelte komt de noodzaak naar voren om werk te maken om een naaste te zijn voor de ander.

Welkom en mededelingen

Aanvangslied: Psalm 121: 1
'k Sla d' ogen naar 't gebergte heen,
vanwaar ik dag en nacht
des Hoogsten bijstand wacht.
Mijn hulp is van de HEER' alleen,
Die hemel, zee en aarde
eerst schiep en sinds bewaarde.

Stil gebed

Votum en groet

Zingen: De tien geboden des HEEREN: 1
Mijn ziel, herdenk met heilig beven,
hoe God, met majesteit bekleed,
Zijn wet op Horeb heeft gegeven,
waar Hij deez' woorden horen deed:

Wet

Zingen: De tien geboden des HEEREN: 9
Och, of wij Uw geboôn volbrachten!
Genâ, o hoogste Majesteit!
Gun door 't geloof in Christus krachten,
om die te doen uit dankbaarheid.

Gebeden

Schriftlezing: Lukas 10: 25-37 en Mattheüs 25: 31-46

Lukas 10
25 En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken, en zei: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?
26 En Hij zei tegen hem: Wat staat er in de Wet geschreven? Wat leest u daar?
27 Hij antwoordde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.
28 Hij zei tegen hem: U hebt juist geantwoord. Doe dat en u zult leven.
29 Maar hij wilde zichzelf rechtvaardigen en zei tegen Jezus: Wie is mijn naaste?
30 Jezus antwoordde en zei: Een man ging van Jeruzalem naar Jericho en viel in de handen van rovers, die hem de kleren uittrokken, hem daarbij slagen toedienden en hem bij hun vertrek halfdood lieten liggen.
31 Toevallig kwam er een priester langs diezelfde weg, en toen hij hem zag, ging hij aan de overkant voorbij.
32 Evenzo ging ook een Leviet, toen hij op die plek kwam en hem zag, aan de overkant voorbij.
33 Maar een Samaritaan die op reis was, kwam in zijn buurt, en toen hij hem zag, was hij met innerlijke ontferming bewogen.
34 En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden en goot er olie en wijn op. Hij tilde hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.
35 En toen hij de volgende dag wegging, haalde hij twee penningen tevoorschijn, en hij gaf ze aan de waard en zei tegen hem: Zorg voor hem, en wat u verder aan kosten maakt, zal ik u geven als ik terugkom.
36 Wie van deze drie denkt u dat de naaste geweest is van hem die in handen van de rovers gevallen was?
37 En hij zei: Degene die hem barmhartigheid bewezen heeft. Jezus zei tegen hem: Ga heen en doet u evenzo.

Mattheüs 25
31 Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid.
32 En vóór Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt.
33 En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand.
34 Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.
35 Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald.
36 Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen.
37 Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven?
38 Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed?
39 Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen?
40 En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.
41 Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.
42 Want Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven;
43 Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet gastvrij onthaald; naakt, en u hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en u hebt Mij niet bezocht.
44 Dan zullen ook die Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend?
45 Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan.
46 En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.

Zingen: Lied 489: 1 en 3 (OtH)
1   Dit is m'n hand en dat m'n voet.
'k Heb ze allebei nodig;
Waar moet ik heen als héén het niet doet?
Niets is er overbodig.
'k Heb m'n voeten nodig om te lopen
En m'n handen om m'n schoenen vast te knopen.
Hand voet knie oog oor neus keel,
alles is nodig niets teveel,
alles is nodig niets teveel.

3   Ik ben de hand en jij de voet;
wij zijn allebei nodig.
Wat ik niet kan, kun jij juist goed.
Niemand is overbodig.
Jij bent gemaakt om mee te spelen,
te lachen en te huilen en alles mee te delen.
Niemand is minder, niemand is meer,
ieder is nodig bij de Heer,
ieder is nodig bij de Heer.

Thema van de preek: Helpende handen

Zingen: Lied 398

2   Ogen heb je om te zoeken
naar wat mensen nog ontbreekt.
en een hart om uit te leggen
wat een ander moed inspreekt.
Refrein

3   Schouders heb je om te dragen
zorg en pijn van alleman.
en een hart om te aanvaarden
wat een ander beter kan.
Refrein

4   Voeten heb je om te lopen
naar de mens die eenzaam is.
en een hart om waar te maken
dat geen mens een eiland is.
Refrein

5   Oren heb je om te horen
naar de mens die vrede is.
En een hart om te geloven
in zijn Geest die liefde is.
Refrein

Gebed en voorbede

Zingen: Lied 165 (OtH)
Vrede van God, de vrede van God,
De vrede van God zij met jou.
Vrede van hem, vrede van God,
De vrede van God zij met jou.

In Jezus' naam, in Jezus' naam,
In Jezus' naam geef ik jou:
Vrede van hem, vrede van God,
De vrede van God zij met jou.

Heilige geest, de heilige geest,
De Heilige geest zij met jou.
Vrede van hem, vrede van God,
De vrede van God zij met jou.

Zegen


Naar het overzicht van de kerkdiensten